Hoe werkt de Rassenlijst?


Hoe werkt de Rassenlijst?

Ik heb een Rassenlijst gemaakt. Dit omdat vele paarden, pony, ezel en zebra rassen per land en zelfs per streek anders worden genoemd. Het is dus zo dat één ras vele verschillende 'namen' kan hebben. Dit schept soms verwarring. Daarom heb ik getracht een lijst te maken op alfabet.
Weet jij nog een verbetering of aanvulling voor de rassenlijst, dan hoor ik het natuurlijk graag van je!

zaterdag 21 maart 2009

Noriker

Noriker


Zo'n 50 % van alle paarden in Oostenrijk behoort tot het oersterke Noriker koudbloedras.
Elke Oostenrijkse boer heeft één of meerdere Norikers en 's winters staan ze broederlijk tussen de koeien op stal. Ze gebruiken deze paarden om hout te slepen, toeristen rond te rijden en mee te pronken op oogstfeesten. In Oostenrijk geniet het dier de status van 'beschermd ras' en dat levert de fokkers en fokpremie op.

Oorsprong :
De Noriker dankt zijn naam aan de voormalige Romeinse provincie Noricum, gelegen in het huidige Oostenrijk. Het is een gebied met veel bergpassen en de Romeinen doorkruisten het veelvuldig met strijdrossen en trekpaarden. De Romeinen richtten er overal stoeterijen op.
Noricum grensde in het zuiden aan het gebied van de Veneten. Dit Keltisch volk fokte kleine, stevig gebouwde bergpaardjes, die ook aan de basis staan van de Haflinger. De Noriker is waarschijnlijk ontstaan door kruisingen van de zware Romeinse hengsten met deze bergpaardjes. Het resultaat was een middelgrote koudbloed, die uitermate geschikt was voor het zware werk in de bergen.

Kenmerken :
De Noriker is een middelgrote koudbloed; zijn stokmaat ligt tussen de 1.57m en de 1.65m. en weegt tussen de 700 en 750 kg. Het dier heeft een groot, droog hoofd met levendige ogen, die adel uitstralen. De korte gespierde hals is getooid met een weelderige bos manen. Borst, schouder en achterhand zijn ruim en gespierd. Het beenwerk is krachtig en droog met weinig behang. Zoals alle bergpaarden is de Noriker wendbaar, tredzeker en heeft het dier een uitstekend evenwichtsvermogen. De hoeven zijn breed en uitzonderlijk hard, de gangen ruim en het temperament goedmoedig.

Fokkerij :
In 1903 werd het Noriker stamboek opgericht waarin alle bloed- en kleurlijnen zijn verenigd.
Men onderscheidt 2 typen: de zwaargebouwde Pinzgauer-Noriker en de lichtere Oberländer, die pas later werd opgenomen in het Noriker Stamboek. De afstammelingen van de Oberländers die zich nu nog in Duitsland bevinden, werden door de Duitsers omgedoopt tot 'Sûd-deutsches Kaltblut'. Alleen kenners zien het verschil tussen de Noriker en de ietwat lichter gebouwde Zuid-Duitse koudbloed. Bovendien zijn Zuid-Duitse koudbloeden jarenlang ingefokt in de Norikers, dus er zijn meer overeenkomsten dan verschillen.
Omdat er zoveel verschillende typen Norikers zijn, zijn ze voor de buitenstaanders alleen met zekerheid te herkennen aan hun brandmerk: de Edelweiss bloem met de N, op de linkerbil en een letter die aangeeft uit welk fokgebied ze komen, de P staat voor Pinzgau, de T voor Tirol. Zodra de merries in het stamboek worden opgenomen krijgen ze een brandmerk op de linkerschouder.
Elk jaar koopt het stamboek ongeveer 60 hengstveulens. Deze worden Spartaans opgevoed, zowel lichamelijk als geestelijk en dus vallen er jaarlijks ongeveer 20 veulens af. Na 3 seizoenen zijn er nog 15 over en deze worden verdeeld over alle fokgebieden. In het voorjaar fungeren ze als dekhengsten. In de zomer 'ge-almd', dit wil zeggen ze gaan dan weer als kudde naar de bergweiden. Elke zomer wordt de rangorde dus weer opnieuw bepaald. Dat gaat er ruig aan toe, maar het is goed voor het sociaal gevoel. Ze leven er tussen de 300 en 2.500m. waar de temperaturen schommelen tussen de +30° en -25° Celsius, soms valt er zelfs sneeuw in de zomer en het gras is er niet bepaald voedzaam. De meesten overleven de alm-zomer letterlijk met glans.
Norikers zijn er in alle kleurvariaties. Vooral de koolvos, met het donkere lijf en de contrasterende lichtere staart en mannen, is een opvallende verschijning. Minstens zo in het oog lopende verschijning is de Pinzgau-Noriker, een gespikkeld paard, dat veel weg heeft van een Appaloosa. Deze variant uit het district Pinzgau heeft zijn kleurpatroon te danken aan kruisingen met Spaanse paarden. Voor de 2° wereldoorlog werd de Noriker hoofdzakelijk als middelgroot landbouw- en boomsleeppaard gefokt. Na de oorlog, toen de motorisatie ook in Oostenrijk zijn intrede had gedaan, nam het aantal af tot een kleine 9.000. De regering is toen fokpremies gaan toekennen.

Gebruik :
Een echt werkpaard zal de Noriker altijd blijven. Er was en er is in de bergen nog steeds geen beter vervoer- en transportdier dan dit ras. Met de opkomst van het toerisme en de groeiende interesse in sport- en recreatiepaarden, blijft het aantal Norikers gestaag toenemen.

De huidige Noriker is mede dankzij zijn zachtaardige karakter en zijn koele hoofd een populair veelzijdigheidspaard dat uitmunt in betrouwbaarheid en werklust. Western rijden, aangespannen rijden voor de kar, de slede of de bierwagen, boomslepen, ploegen, oogsten, dressuur en recreatief rijden, de Noriker vindt het allemaal best. Een familiepaard van top tot teen, een paard met toekomst.

Als menpaard is de Noriker verrassend wendbaar, erg betrouwbaar, verkeersmak en voorwaarts. Van nature reageren ze heel goed op de stem, een eigenschap die ze gemeen hebben met andere boomsleeppaarden. Als rijpaard zijn ze evenzeer supergeschikt. Het hele gezin kan er dagen mee op tocht, ze worden nooit moe. Ze zijn betrouwbaar in alle situaties, zijn berensterk en willen graag werken.

In de Oostenrijkse Alpen vormen kruiden een belangrijk onderdeel van het Noriker menu, dat verder bestaat uit gras en hooi dat veel minder voedzaam is dan bij ons. Daarom moet een Noriker zo sober mogelijk worden gevoed.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Volgers