Het Nederlandse Paard
Als internationaal gesproken wordt over het nederlandse paard, denkt iedereen onmiddellijk aan het nederlandse warmbloedpaard van het kwpn. De term het nederlandse paard heeft echter een veel bredere betekenis en omvat eveneens de twee rassen die de basis vormden voor het huidige kwpn, deze rassen staan nu op de rand van uitsterven. Deze twee rassen zijn de gelderlander en de groninger. Wat de betekenis van deze twee rassen is voor de ontwikkeling van de kwpn fokkerij, wordt duidelijk als we de bloedlijnen van internationale spring en dressuurpaarden eens nader bekijken. Veel van deze paarden voeren 50% of meer gronings of gelders bloed. In het begin van de vorige eeuw werden in nederland stamboeken opgericht. De stamboeken zijn de volgende voor de provincie's: Groningen - GrPS, Friesland - FrPS, Drente - DrPS. In 1942 werden deze drie stamboeken samengevoegd tot het NWP, en er kwam één stamboek voor de andere acht nederlandse provincies, het NSTg. Het NSTg werd samengesteld uit een aantal kleinere stamboeken, waaronder het GPS. Tot 1920 was het fokdoel vergelijkbaar met dat in Oldenburg in Duitsland. Men wou een licht tuigpaard dat als werkpaard en ook als koetspaard gebruikt kon worden voor de nederlandse artillerie en voor transport. De merrie Bareltina is zo'n type, een merrie van zuiver groninger afkomst.
Bareltina 19852 Sgrt De kroonmerrie Bareltina heeft een puur groninger afstamming.
Zij is van het type groninger paard dat aan het begin van deze eeuw gefokt werd.
Dit type bleef bestaan.
Na de tweede wereldoorlog werden deze paarden opnieuw belangrijk.
Ondanks dat Bareltina door een ongeluk blind was aan één oog, was het onmogelijk om Bareltina binnen de omheining te houden.
Op haar 14e, wist ze nog over de 1½ meter hoge afrastering van haar weiland te springen.
Het verschil tussen deze twee zat hem vooral in de zwaarte van de paarden en dat was uiteraard gerelateerd aan de gebruikte bloedlijnen. De groninger fokkerij accepteerde alleen oldenburger bloedlijnen, de gelderse fokkerij accepteerde ook andere lijnen, bijvoorbeeld de selle francais en de anglo normandiërs. De reden voor deze twee typen paarden wordt duidelijker wanneer we kijken naar de grondsoort waarop de paarden hun werk moesten verrichten. In groningen en omgeving bestond de grond uit zware klei, waarvoor dus sterkere, zwaardere paarden nodig waren. In andere streken voerden zandgronden de boventoon en konden dus lichtere paarden gebruikt worden. Deze lichter gebouwde paarden waren echter zowel bij de gelderlander als de groninger te vinden. Naarmate de tijd verstreek, werden de verschillen tussen beide typen steeds kleiner. Dit kwam onder meer omdat het gelderse stamboek alle groninger hengsten accepteerde. Alle paarden werden gefokt op bruikbaarheid vanaf jonge leeftijd tot op hoge leeftijd, gezondheid, weinig eisen aan onderhoud en een goed, werkwillig karakter. Het strenge selectieproces begon al op driejarige leeftijd, zodra de paarden in staat waren om op het land aan het werk te gaan. Een belangrijke hengst voor de nederlandse fokkerij was de holsteiner hengst Cicero II (1900), die door het nwp preferent verklaard werd en die Cicero III voortbracht, de vader van de hengst Domburg. Later werd Domburg samen met de in groningen gefokte hengst Ebert en de Oostfriese hengst Colonel de basis van de gelderse fokkerij, die toen nog niet bestond.
Kambius 179 DrPs - 513 Sgrt De hengst Kambius, geboren in 1936, was één van de elegantste nakomelingen van de zware oldenburger hengst Gambo.
Gambo kwam in 1928 naar nederland en was in de ongeveer 25 jaar dat het zware warmbloedpaard centraal stond, de belangrijkste groninger hengst.
Colonel 31 hb Gps De hengst Colonel (1915-1944) op 26 jarige leeftijd en nog steeds in topvorm.
Colonel stamt af van een oostfriese vader, zijn moeder stamt af van de selle francais hengst Tourbillion (1897).
Na de tweede wereldoorlog nam de tractor de taak van de paarden op de boerderij over, en tegelijkertijd maakte de paardensport een sterke ontwikkeling door. Er werden steeds meer rijpaardeigenschappen verlangd. Stamboeken probeerden aan die wens tegemoed te komen doormiddel van selectie binnen het ras, waardoor de lichte tuigpaarden die nog aanwezig waren binnen het Nwp en het Sgrt meer naar voren kwamen. Vooral het Sgldt, met een groot aantal lichtere paarden speelde hierbij een belangrijke rol. Omdat de veranderingen in het type te te versnellen , werden paarden geïmporteerd. Hierbij was de holsteiner fokkerij erg belangrijk. Waarom voor de holsteiner werd gekozen, kan mogelijk worden verklaard door een gerucht dat in het verleden nederlandse fokkers met hun paarden naar Holstein waren vertrokken, dus er was een nauwe relatie ontstaan tussen de van origine nederlandse paarden en de holsteiners. Het Nwp importeerde een aantal holsteiner merries, die met groninger hengsten werden gekruisd. Beroemd is de merrie Morgenster van Godin. Zij ging de geschiedenis in als de moeder van de preferente groninger hengst Sinaeda (Morgenster x Cambinus. Sinaeda legde de grondslag voor één van de Kwpn springpaardlijnen. Sineada was een indrukwekkende hengst, zowel ten aanzien van zijn nakomelingen als zijn verschijning. Het Nwp keurde ook een aantal gelderse hengsten goed, alsmede de groninger hengst Tamboer, en diens kleinzoon Baldewijn, die aan de basis staat van de huidige fokkerij van het groninger paard.
Sinaeda 1412 Nwp
Sinaeda 1412 Nwp
Tamboer 1136 Sgldt - 1464 Nwp
Baldewijn 1514 Nwp
In de jaren vijftig werden vier buitenlandse hengsten geïmporteerd om te voldoen aan de vraag naar meer rijpaardtypische paarden. Van deze vier hebben alleen de selle francais hengst L'Invasion (vader Pre Sale) en de holsteiner hengst Normann (vader Heidelberg) enkele sporen nagelaten. Rond 1960 werden nog ongeveer 10 hengsten geïmporteerd door de Vln en het Nwp om te helpen bij de ontwikkeling van een landbouwrijpaard; een paard dat zowel geschikt is voor werk op het land als voor de paardensport. Hieronder bevonden zich bekende hengsten als Farn (vader Fax I), Porter (vader Polarfuerst), Polaris (vader Polarfuerst), Rigoletto (vader Ramzes), alle Nwp, en Amor (vader Herrscher), Cavalerist, Eclatant (vader Duellant) en de Furioso kleinzoon Artilleur, alle Sgldt, waarvan vele uitstkende prestatiepaarden afstammen.
Farn 1467 Nwp
Amor 1196 Sgldt
Het gebruik van buitenlandse bloedlijnen zorgde niet voor een voldoende snelle ontwikkeling, daarom stond het stamboek het gebruik van hoog in het bloed staande hengstentoe. Het gebruik van paarden in de landbouw bleef overigens centraal staan. Er werd voor de kruisingen met volbloed een apart register geopend. In 1964 werd het Vln sortregister opgericht, dit register was alleen bedoeld als een hulpstamboek. Als paarden uit dit register met 50% gelders of 50 % gronings bloed werden teruggekruist met gelderse of groningse paarden en deze kruisingsproducten hadden als zodanig 75% gelders of gronings bloed, dan konden die weer in het stamboek worden opgenomen als zuiver gelders of gronings. Het Nwp startte ook een sportboek. Toen het succes van deze nieuwe fokrichting duidelijk werd, begon het sportregister of sportboek het fokken van sportpaarden te promoten en al snel nam dit de overhand over de groningse en gelderse fokkerij. Gelderse en groningse hengsten raakten bijna al hun dekkingen kwijt en werden moeilijk te verkopen. Een voorbeeld vormt de belangrijke dressuurhengst Eufraat (Wachtmeester x Karolus van Wittenstein), een Gelderse kampioenhengst, die overbodig verklaard werd in 1976 en werd afgekeurd. Voor de groninger paarden werden de tijden moeilijker dan voor de gelderse paarden, door hun originelere en zwaardere bloedvoering.
In 1969 gingen het Vln en het Nwp samen om het Koninklijk Warmbloed Paardenstamboek Nederland (KWPN) te worden en er werden drie registers gevormd. Het rijpaardregister, het tuigpaardregister en het gelderse veelzijdigheidspaardregister. Dit laatste register werd na een paar jaar opgeheven en vervolgens weer ingesteld onder de naam basispaard. Nu is het register weer bekend onder de naam gelders paard, maar de grootte is bijna te verwaarlozen. Het Kwpn moedigde fokkers aan het gelderse bloed zo veel mogelijk te verminderen door een verdringingskruising met ander bloed. Aanbevolen werd om gelderse en groninger merries met volbloeden te kruisen en de zo verkregen paarden vervolgens met buitenlandse hengsten te kruisen, om zo de verkregen rijpaardeigenschappen te versterken en te verankeren. Om als gelders paard te worden geregistreerd, was oorspronkelijk minstens 75% Gelders bloed vereist. In 1990 werd dit percentage verhoogd naar 87,5%. Deze eis werd echter in 1998 volledig losgelaten, met als waarschijnlijk doel het verbreden van de populatie gelderse paarden en het voorkomen van inteelt. Het groninger paard werd door het Kwpn volledig opgeheven. Alle bestaande groninger hengsten werden overbodig verklaard. Het laatste slachtoffer was de hengst Baldewijn. Het tuigpaard onderging een drastische verandering door het gebruik van hackneybloed, daardoor is het originele gelderse tuigpaard zo goed als verdwenen. Het hackneybloed had een duidelijk negatieve invloed op het karakter, waardoor dit paard slechts voor een kleine groep wedstrijdrijders bruikbaar is. De invloed op de beweging van het tuigpaard was echter positief. Vanwege de negatieve effecten, proberen fokkers nu het hackneybloed te vervangen door american saddlebredbloed. In 1976 publiceerde het Kwpnblad In de strengen een pleidooi van de hand van de hoofdinspecteur van het Kwpn, de heer A. Vermond, voor de gelderse hengst Dirigent. Eén jaar later werd Dirigent opnieuw van de hengstenlijst afgevoerd als overbodig. De foklijnen van Amor, Farn en andere werden ook niet langer aanbevolen. Gedurende de eerste 10 jaar van het bestaan van het Kwpn was slechts één gelderse hengst goedgekeurd voor de rijpaardfokkerij, de wereldberoemde Nimmerdor. Pas nadat de kinderen van de oudere hengsten zich in de sport hadden bewezen, werden enkele hiervan alsnog voor de fokkerij toegelaten. De hengsten zelf werden echter nauwelijks gepromoot en werden door de fokkers dan ook lange tijd genegeerd.
Het feit dat Gelderse hengsten populair zijn in andere landen wordt bewezen door de belgische goedkeuring (Bwp) van de 75% Gelderse hengst Avontuur (1982), zoon van de hengst Jasper en van een dochter van Prins Oregon. Zoöloog was de enige zuiver Gelderse hengst die voor de rijpaardfokkerij goedgekeurd was bij het Kwpn. Vanwege zijn gelderse afstamming kreeg Zoöloog nauwelijks dekkingen en de merries die hij dekte waren geen klassemerries. Als gevolg daarvan werd Zoöloog verkocht naar de V.S. Van de 49 veulens die hij in nederland naliet, lopen er vier in de internationale dressuursport.
Met behulp van de stichting zeldzame huisdierrassen overleefde het groninger paard en in 1982 werd een nieuw stamboek opgericht dat in 1985 officieel erkend werd onder de naam Het Groninger Paard. Aangezien dit stamboek slechts één hengst ter beschikking had, de hengst Baldewijn, moest elders naar nieuw bloed gezocht worden. Daarom importeerde men een paar klassieke oldenburger hengsten uit oldenburg, polen en oostduitsland, een cleveland bay hengst uit engeland. Ook werd gebruik gemaakt van holsteiner hengsten en halfbloedhengsten afkomstig van groninger merries. Deze nieuwe fokstrategie gaf het Groninger paard een te grote verscheidenheid aan bloedlijnen en de nieuwe hengsten behalen bij de stamboekinschrijving in het algemeen lagere waarderingen dan de hengsten uit de originele Baldewijn lijn. Gebaseerd op de resultaten van het gebruik van holsteiner bloedlijnen in het verleden, kunnen uitstekende resultaten verwacht worden van kruisingen met holsteiner hengsten. Het gebruik van de cleveland bay hengst (Manningford Hermes) is voor de hand liggend, zowel bij de holsteiner als de oldenburger fokkerij is veelvuldig gebruik gemaakt van cleveland bay paarden bij het grondvesten van deze rassen. Via de sport werd de ¾ groninger en ¼ holsteiner hengst Loek (geboren in 1970) herontdekt en zijn nakomelingen lijken veelbelovend voor de toekomst van dit zeldzame ras. Loek was ook Kwpn goedgekeurd voor de gelderse fokkerij, dus niet voor de rijpaardfokkerij.
Loek 70.79 Grpg
Uit ervaring weet men dat de groninger paarden het meest geschikte ras zijn om te kruisen met hoog in het bloed staande partners, zoals de volbloed en de trakhener. Een door topruiters veelgevraagde kruising. Het succes van zo'n kruising wordt het heterosis effect genoemd. Dit betekent dat het resultaat van een kruising tussen twee totaal verschillende onverwante rassen een resultaat oplevert dat de kwaliteiten van beide ouders overstijgt. In een uiterste poging tot zuivere teelt wordt getracht om de paar originele groninger bloedlijnen te combineren en te gebruiken als stevige basis voor de toekomstige fokkerij. Op dit moment omvat het groninger ras slechts 13 hengsten en ongeveer 200 merries.
Het originele gronings en gelderse paard, op dit moment beperkt tot slechts een vijfhonderdtal merries, is een ras dat bewaard moet blijven. Hun geweldige karakter en sportaanleg is bewezen door de ontelbare overwinningen in de internationale dressuur en springsport. Hun bruikbaarheid in de sport tot op hoge leeftijd wordt gedemonstreerd door hengsten als Vosmaer die op 20-jarige leeftijd nog steeds succesvol meedraait. Het is te hopen dat in de V.S. een nieuwe thuishaven kan ontstaan voor dit geweldige ras, een thuishaven gegrondvest met hengsten als Zoöloog, Patrick en Vosmaer om er maar een paar te noemen.
Hoe werkt de Rassenlijst?
Hoe werkt de Rassenlijst?
Ik heb een Rassenlijst gemaakt. Dit omdat vele paarden, pony, ezel en zebra rassen per land en zelfs per streek anders worden genoemd. Het is dus zo dat één ras vele verschillende 'namen' kan hebben. Dit schept soms verwarring. Daarom heb ik getracht een lijst te maken op alfabet.
Weet jij nog een verbetering of aanvulling voor de rassenlijst, dan hoor ik het natuurlijk graag van je!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten