Geschiedenis van het trekpaard in België
Onze voorouders hebben doorheen de geschiedenis paarderassen gevormd die ook in het buitenland befaamd en gezocht waren. Reeds in de tijd van Julius Caesar fokten de Trevieren, een Belgische volksstam die het grondgebied van de huidige provincie Luxemburg bewoonde, het Ardense paard, een onvermoeibaar en zeer gehard dier.Ook in de Vlaamse zeevlakte werden sedert de Middeleeuwen en waarschijnlijk zelfs vroeger grote en sterke paarden gefokt met goede gang en vlugge draf. Zij waren de ideale paarden voor zwaar bepantserde en bewapende ridders die naar het steekspel of de oorlog gingen. Na de uitvinding van het buskruit was echter de rol van de gepantserde ruiterij op het slagveld uitgespeeld en de krijgsstrategie vereiste eerder snelle paarden.
Tijdens het grootste deel van de 18de eeuw werd ons land, op het Prinsbisdom Luik en het Hertogdom Bouillon na, bestuurd door de Oostenrijkse Habsburgers. De Oostenrijkse periode was een tijd van voorspoed. De landbouw ontwikkelde zich, de landbouwwerktuigen verbeterden en de vraag naar sterke werkpaarden nam toe. Er werden verkeerswegen aangelegd en kanalen gegraven. Het reizigersverkeer nam uitbreiding, met regelmatige en snelle postkoetsen. Er was dus vraag naar koetspaarden.. Al was de 18de eeuw voor ons land een betrekkelijk vreedzame periode - slechts drie veldslagen op ons grondgebied in een periode van 80 jaar -, in de rest van Europa was wel ergens een oorlog aan de gang, waarbij de Oostenrijkers betrokken waren. De cavalerie, met snelle paarden, speelde een belangrijke rol in die oorlogsvoering. Voor de artillerie en het vervoer van de veldhospitalen waren lichte trekpaarden nodig. De vraag naar paarden was dus groot. De boeren wensten zware trekpaarden soo tot het doen van de culture van de swaere ende stijve landen, als tot het waegenen van hun mest op deselve. De gewestelijke besturen hoopten dat er meer koetspaarden zouden gefokt worden. Het Oostenrijkse bestuur wilde lichte cavaleriepaarden voor de remonte van de Keizerlijke legers. Het Vlaamse paard was geschikt voor de landbouw, maar was te zwaar om voor een koets gespannen te worden, en zeker niet beweeglijk genoeg voor de oorlogsvoering. De overheid ging zich dus bemoeien met de paardenfokkerij. Zij richtte staatsstoeterijen in, die in feite niets meer dan hengstendepots waren, kocht vreemde warmbloedhengsten en verplichtte de paardenfokkers uitsluitend van deze hengsten gebruik te maken. De verordening Niemandt van dezen Lande sal sijne meirien laeten bedienen als van de voorseijde inxten werd in alle dorpen voorgelezen na de hoogmis aan de kerkdeur en op de stoep van het schepenhuis. Het protest van de fokkers barstte echter los. Zij beweerden dat de vreemde hengsten, onbequaem tot het bespringhen der meirien, een ware ramp betekenden voor de fokkerij. Wegens het hevige verzet werd de verordening ingetrokken. De Vlaamse boeren konden weer een tijd lang in alle rust hun geliefde zware paarden fokken. Het Vlaemsche paerd wordt overal in eere gehouden: zijne faem als werkpaerd is sints eeuwen alom verspreid.
In het midden van de 19de eeuw werden weer in vrijwel alle provincies van overheidswege kruisingsexperimenten aangemoedigd, nu met trekpaardhengsten van Franse oorsprong. Het gebied tussen de Dender en de Schelde in het zuidoosten van Oost-Vlaanderen was één van de weinige streken in Vlaanderen waar het Vlaams paarderas nog zuiver gefokt werd. De landbouw-afdeeling van Geeraerdsbergen verklaert zich voor de verbetering van onze landbouwpaerden door beste voortteelers in ons eigen ras te kiezen! De stamboom van de hengsten uit deze streek gaat terug tot den Oude Dikke van Wijnhuyze, geboren in 1835. Tussen de afstammelingen van deze hengst vinden we Gugusse-Orange I, geboren te Grimmingen in 1863. Alle huidige stamboektrekpaarden in ons land stammen af van deze merkwaardige Vlaamse hengst, althans volgens de officiële dokumenten. Vanaf 1870 begon ook de overheid in te zien dat kruising met vreemde rassen uit den boze is. De fokkerij geraakte eindelijk op de goede weg. Het basisprincipe was selektie binnen het ras, en weloverwogen inteelt was hierbij een belangrijke techniek.
Ter gelegenheid van de wereldtentoonstelling in 1878 in Parijs werd een internationale paardententoonstelling gehouden. Aan de in Henegouwen geboren hengst Brillant, zoon van de vermelde Gugusse-Orange I, werd de eerste prijs toegekend. De volgende jaren behaalde dit paard nog eerste prijzen in Londen, Brussel, Hannover en Amsterdam. Aangemoedigd door de talrijke internationale successen beslisten een aantal paardenliefhebbers in 1886 de vereniging Le Cheval de trait Belge op te richten, met als doelstellingen:
- uit de trekpaardvariëteiten die in ons land aanwezig waren, een uniform ras van hoge kwaliteit te fokken, Belgisch trekpaarderas genoemd.
- een studboek uit te geven, waarin de afstamming van de trekpaarden genoteerd wordt.
- jaarlijks een nationale prijskamp te organiseren om de fokkerij te stimuleren.
Het uniforme ras, waarnaar gestreefd werd, werd vrij snel gevormd door vermenging van de paarden uit de Denderstreek met die uit de streek van Nijvel en uit het dal van de Méhaigne, een zijriviertje van de Maas, twee fokgebieden die ook al jarenlang bekend waren om de kwaliteit van hun paarden. Het verspreidde zich over gans België, met uitzondering van de provincie Luxemburg, waar nog het Ardenner trekpaard gefokt werd. Vooral in de provincies Brabant en Henegouwen werd de fokkerij zeer intens bedreven, vandaar dat dikwijls ten onrechte de benaming Brabants trekpaard gebruikt wordt.
In 1900 werd, weer in Parijs, een trekpaardenwedstrijd gehouden, met een uitzonderlijke internationale weerklank. In feite ging daar beslist worden welke het beste trekpaarderas van de ganse wereld was, het Belgische of één van de Franse rassen. Zowel in de reeks van de hengsten als in die van de merries won een Belgisch paard. De ontgoocheling van de Franse fokkers was groot maar ons trekpaard werd wereldberoemd. Juist voor de eerste wereldoorlog werden tot 35.000 trekpaarden per jaar uitgevoerd naar Duitsland, Frankrijk, de Verenigde Staten, Canada, Argentinië, Rusland, Italië, Zweden, Denemarken en Nederland..
De nationale trekpaardenprijskamp was elk jaar een schitterende gebeurtenis, waarop de koning, de koninklijke familie en vertegenwoordigers van buitenlandse koningshuizen aanwezig waren.. In populaire weekbladen was dit evenement voorpaginanieuws. Voor uitstekende hengsten werden toen forse bedragen geboden. Espoir de Quaregnon, de nationale hengstkampioen van 1929, werd verkocht voor 1 miljoen frank, een enorme som in die tijd.
Van 1920 af werd voor het vervoer op de weg het trekpaard vervangen door vrachtwagens. Van 1950 af werd ook in de landbouw mechanische traktie algemeen toegepast. In de bosontginning heeft het trekpaard nog steeds een rol, vooral in de moeilijk toegankelijke bossen. Toch is de fokkerij nu grotendeels een liefhebberij geworden. Het aantal goedgekeurde fokhengsten, dat in 1961 nog 428 bedroeg, is nu gedaald tot 75. Het aantal in het stamboek geregistreerde veulens bereikte met 450 een minimum in 1988. Sinds 1989 is er een heropleving van de fokkerij, mede door het feit dat de Vlaamse gemeenschap een premie van 5000 F. uitbetaalt per ingeschreven veulen..
Levende monumenten in stand houden vraagt een voortdurende inzet en motivatie. Het is te hopen dat er nog jarenlang mensen met entoesiasme deze inspanning kunnen opbrengen.
R.Piessens
Hoe werkt de Rassenlijst?
Hoe werkt de Rassenlijst?
Ik heb een Rassenlijst gemaakt. Dit omdat vele paarden, pony, ezel en zebra rassen per land en zelfs per streek anders worden genoemd. Het is dus zo dat één ras vele verschillende 'namen' kan hebben. Dit schept soms verwarring. Daarom heb ik getracht een lijst te maken op alfabet.
Weet jij nog een verbetering of aanvulling voor de rassenlijst, dan hoor ik het natuurlijk graag van je!
donderdag 19 maart 2009
Geschiedenis van het trekpaard in België
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)

Geen opmerkingen:
Een reactie posten