Hoe werkt de Rassenlijst?


Hoe werkt de Rassenlijst?

Ik heb een Rassenlijst gemaakt. Dit omdat vele paarden, pony, ezel en zebra rassen per land en zelfs per streek anders worden genoemd. Het is dus zo dat één ras vele verschillende 'namen' kan hebben. Dit schept soms verwarring. Daarom heb ik getracht een lijst te maken op alfabet.
Weet jij nog een verbetering of aanvulling voor de rassenlijst, dan hoor ik het natuurlijk graag van je!

zondag 29 maart 2009

Fries paardenbloed in Zuid-Afrika

Fries paardenbloed in Zuid-Afrika

Over mogelijke invloed van het Friese paard bij de opbouw van het Kaapse boerepaard
In het Zuid Westelyke deel van de Kaap-provincie in de Unie van Zuid-Afrika kón men nog niet zo. lang geleden op, de grote boerenplaatsen paarden zien gebruiken, bekend
onder de naam van „Bolandse waperd" of in het Nederlands; „Bovenlands wagenpaard". Men kon moeilyjc een „ras" noemen in de, gebruikelyke zin van het woord, want er is door de Zuid-Afrikaners, 'danig gekruist met allerlei rassen. Vroeger in de tyd der Afrikaanse oorlogen tegen Engeland noemden de, boeren het, boerenpaard „Bossiekop", waarvan de betekenis ons niet bekend is: Het. was een licht paard met zeer; groot uithoudingsvermogen, bestand tegen alle weersgesteldheid en tegen veel ontbering. Eén paard met soliede hoeven, welke veelal geen beslag behoefden, en in staat zware ruiters over moeilyk begaanbaar terrein te dragen.
Een paard „zo sober als een ezel". Allen, die de boeken van L. Penning hebben
gelezen over de dappere strijd der Afrikaanse boeren, kennen daaruit dit paard
en wat er alzo van geëist werd.
De wyze van africhting was in strijd met onze tegenwoordige opvattingen over rijkunstig fatsoen en dierenbehandeling, maar de Afrikaanse boer was een natuurruiter, zoals een Hongaarse boer dat ook is.
Vanaf zyn prilste jeugd reed hij paard, had een meestal meer dan normale lichaamskracht, een vaste zit in den zadel en was derhalve niet gauw verlegen by het berijden van een wat lastig of weerbarstig paard.
Deze boerepaarden gingen zelden in draf.
Hun gangen waren een zeer vlugge stap (telgang), een gebroken telgang en de galop.
Vandaar dat tegenwoordig de Amerikaanse zadelpaarden, welke ook deze gangen
kunnen gaan, zo geliefd zyn.
Het Kaapse paard had in dié tyden doorgaans 1,56 tot 1,58 m stokmaat met een nogal
groot hoofd, dat echter niet zwaar en plomp was, terwyl het een slanke hals had.
Een hoge schoft, doch een sterk afhellend kruis. Meestal een lange, schuinliggende
schouder, lange onderarm en schenkel by korte pypbeenderen. De kleur was meestal
bruin, stekelharig bruin of muisvaal. Soms met aalstreep; soms zelfs zebrastrepen op
schouders en benen, wat wel op een afstamming van een dicht by het oer-paard
liggend ras duiden moge.
Van het aldus omschreven paard is alleen nog een armzalig restant over in het in de aanhef genoemde Bolandse waperd, dat in de 90er jaren ontstaan moet zyn uit een kruising met hackney-bloéd en Cleveland Bay (beide Engelse rassen) en het
„Vlaamse" paard. Misschien zo nu en dan zelfs met nog een beetje Clydesdalebloed
(een Engels trekpaardenras). Vóór de laatste oorlog schynen er fokkers van het
aldus ontstane Bolandse perd geweest te zijn, die verbetering of veranderingen
trachtten aan te brengen door gebruik te maken van Percheron-hengsten (Franse
trekpaarden). Volgens wylen dr. Schreuder, waaraan wy deze laatste gegevens
ontlenen „met bevredigende resultaten", hetgeen ons wel wat erg rooskleurig afgeschilderd lykt.
By de bestudering van verschillende buitenlandse paardenfokkeryen trokken foto's
van enkele meer-spannen Bolandse wagehpaarden onze aandacht en lieten die ons
ook niet meer los. En wel om de volgende reden: die paarden deden ons zo ontzettend
veel denken aan onze eigen Franse Kwarten.
Om zekerheid te krijgen, moest een onderzoek worden ingesteld met als eerste
aanknopingspunt dat steeds weer in de geschiedbeschrijvingen van het Kaapse paard
opduikende „Vlaamse" paard". Wat hadden wy te verstaan onder "Vlaamse" paarden?
By de informatie van verschillende buitenlandse rassen hebben langgeleden, inderdaad dikwyls Vlaamse paarden een rol van grotere of, kleinere betekenis gespeeld. Onder „Vlaamse" paarden een paar eeuwen geleden moest men verstaan de zware paarden, waaruit later, het Belgische trekpaardenras zou worden geformeerd.
Waren het nu ook. déze trekpaarden,welke hadden medegeholpen om het Kaapse paard op te bouwen of om te vormen?
Het leek ons niet onmogelyk, gezien hét feit, dat men ook niet geaarzeld had Percherons en Clydesdales daartoe te gebruiken.
Volgens dr. Schreuder hebben inderdaad een paar hengsten de Kaap bereikt; in grote getale zijn ze blykbaar niet gebruikt.
Maar wat verstond men in Zuid-Afrika onder een „Vlaams" paard? Is het werkelijk
wel een trekpaard geweest? Want in de 90er jaren en later sprak men al niet meer
van „Vlaamse" paarden, voor zover ons bekend, doch bestond het Belgische trekpaard
al. Dr. Schreuder helpt ons in zekere zin uit de droom door in zyn boek „Die perd op
die plaas" van het „Vlaamse" paard te schrijven: „Die Vlaamse perd, 'n ligte tuigtipe".
Dr. Schreuder was in Afrika een erkende autoriteit en zal toch wel degelijk het verschil tussen een zwaar trekpaard en een licht tuigpaard hebben geweten. Met
andere woorden: het zgn. Vlaamse paard was niet wat men de gehele geschiedenis
door onder een Vlaams paard verstaan heeft. Men noemde het alleen zo en van
uiterlyk was het dus een licht tuigpaard.
Maar... wat voor ras was het dan wel?
In het zelfde boek zegt dr. Schreuder, dat het Boland perd veel overeenkomst
vertoont met onze landbouwtuigpaarden uit Groningen en Gelderland. Het boek verscheen
in 1948 en uit de daarin opgenomen afbeeldingen blykt duidelyk, dat schr. onze
moderne landbouwtuigpaarden van het Groningse en Gelderse type kent. Wanneer
hij dus opmerkt, dat sommige der Bolandse paarden „groot ooreenkoms" met deze types
vertonen, dan kan men zich een vrij duidelyke voorstelling maken van het Bolands
perd, ook zonder het gezien te hebben.
Uit een briefwisseling met dr. Bisschop van de Universiteit van Pretoria blykt:
1. dat het Bolandperd of Kaapse tuigperd thans als een op zichzelf staand ras wordt
beschouwd, hoewel er geen fokkersorganisatie bestaat om dit ras voor ondergang te
behoeden of te propageren;
2. het ras is opgebouwd uit de vroegere Kaapse merries, welke steeds veel Oosters
en Engels volbloed voerden;
3. deze merries zouden eerst met Vlaamse hengsten zyn gekruist en de kruisings-producten hiervan op hun beurt weer met hackneys, terwyl in de laatste 20 jaar ook
Percherons zyn gebruikt;
4. de resultaten zyn (let op!) zwarte paarden met een levendig temperament en Van het zware tot het lichte, geschikt voor ploeg-, eg~, wagen- en karaanspanning en
zelfs als zadelpaard;
5. er is zeer veel verscheidenheid onder deze paarden, doch er moet een kern van
zeer waardevolle paarden aanwezig zyn;
6. de naam Kaapse perd wordt steeds minder gebruikt en vervangen door Boland-,
Boer-, Pietperd enz.
In een door dr. Bisschop aan de regering van de Unie gezonden rapport over de toestand der paardenfokkery, is sprake van een fokstal van Bolandpaarden te Deelfontein.
Het is de boerderij Oranje Vallei van dhr. F. Koek. Deze paardenstapel is gevormd
uit ter plaatse aangekochte merriën toen dr. B. de plaats bezocht, waren er 8
merries en 1 hengst). De hengst was ruim 1,52 m stokmaat (dus klein van stuk) te
gebruiken als tuigpaard èn als rijpaard.
zyn hoofd deed denken aan dat van een hackney, terwijl zijn hals zwaar en breed
was. De romp, eerder rond dan diep, brede rug, sterke lendenen. Iets afhangend kruis
met laag ingeplante staart. De schouder was voor een rij paard te zwaar. Beenkwaliteit goed en die van de hoeven „baie goeie kwaliteit". De hengst droeg geen yzers en werd dagelijks over het harde veld gereden, doch de hoeven toonden geen tekenen van slijtage.
De moeder van de hengst was 10 cm kleiner met allerlei exterieur-gebreken (dakvormige rug, karperrug, koehakkig, beervoetig). De andere merries moeten op
deze 'merrie geleken hebben. Niettegenstaande hun afstotend extérieur, waren hun prestaties als rijpaard enorm, met een geweldig uithoudingsvermogen, zeer mak en in staat zware ruiters te dragen, Een merkwaardige typering van dit slag paarden is, dat zij hebben 'n baié groot hart".
Men leze de éxterieurkenmerken nog eens over, welke wij hierboven" vermeldden. De
meest kenmerkende hebben wy gememoreerd, waarom wy nog toevoegen, dat de merries „harige pote van die knieë en hakskene ondertóe" hadden. Dus zware beharing aan de onderbenen.
Dr. Bisschop zegt daarover dan ook terecht: „die behaarde pypbene is ook 'n teken van ander bloed". Juist, doch welk „ander bloed"?
Wy neigden er hoe langer hoe meer toe te veronderstellen, dat die eigenschappen,
welke men tendele inderdaad óók by het Friese ras aantreft als typisch raskenmerk,
afkomstig waren van Friese hengsten, die ten onrechte „Vlaamse" waren genoemd.
• Uit gevoerde correspondentie bleek nu, dat voor zover bekend de eerste zgn.
Vlaamse paarden ingevoerd werden door een begrafenisonderneming te Kaapstad
en wel vanuit Antwerpen.
Volgens dr. Bisschop, die deze paarden zelf gezien had, vertegenwoordigden zy meer het tuigpaarden dan het trekpaardentype. Dr. Bisschop had in 1930 in ons land begrafenispaarden gezien en vroeg nu of de by ons voor het „zwarte werk" gebruikte paarden nu waren van het „Vlaamse trektype" of het „Friese kartype".
Twee verschillende Afrikaanse begrippen, waarover men het eerst eens moest zijn.
Nadat vaststond, dat de voor begraaft werk gebruikte zwarte paarden in ons land
van Fries ras of althans warmbloedras waren en zeker niet behoorden tot enig trekpaardenras, en de eigenschappen van het tegenwoordige Friese paard door dr. Bisschop konden worden vergeleken met die van de zgn. Vlaamse paarden, kwam deze
tot de slotsom, dat het Friese paard volgens de beschrijving „geheel overeenkomt
met het beeld, dat ik van dit paardenras nog heb, zoals ik het in 1930 leerde kennen
en bestaat by my min of geen twyfel, dat de zgn. „Vlaamse" paarden,, waarvan onze
huidige Kaapse tuigpaarden afstammen, in werkelikheid „Friese" paarden zijn geweest".
De fouten of, zo men wil, de zwakke punten van het exterieur van het Friese paard
(zwakke bovenlyn, geringe diepte, lichte beenwerk e.d.) waren vroeger ook kenmerkend
voor het Kaapse paard, maar zy zyn thans voor een groot deel verdwenen, evenals
het Friese paard ook de laatste 20 jaar enorm in exterieur is vooruitgegaan. .
Het verschil is echter zeer belangrijk, voor wat betreft de manier waarop men die
exterieur-veranderingen heeft verkregen.
By het Kaapse paard gelukte zulks door gebruik van hackney en percheronbloed, terwyl by het Friese paard het, wellicht wat langzamer, gebeurde en nog gebeurt, door
selectie binnen het ras met dus als voordeel veel minder kans op uitmendeling van
allerlei af wy kende typen.
Vandaar dan ook, dat wy in overweging hebben gegeven voor consolidatie en verbetering
van het aloude Kaapse boerenpaard gebruik te maken van rasechte Friese paarden. SI.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Volgers